Vaak als ik vertel over blended learning en het inzetten van ICT in het onderwijs kijken mensen bezorgd en vragen zij zich af of dat geen docentenbanen kost. Diezelfde zorg hoorde ik ook van hulpverleners die meer online wilden gaan doen: neemt ‘het internet’ ons onze banen af?
Gelukkig kan ik hierop volmondig NEE zeggen. Blended learning verrijkt het onderwijs en hopelijk ook het werk van hulpverleners, maakt ons werk soms complexer, maar ook veel flexibeler en tijd en plaats onafhankelijker. Dat klinkt allemaal prachtig, maar voor wie doen we dat eigenlijk? Hieronder breng ik de verschillende doelgroepen en hun belangen in kaart.
Doelgroep schoolleiders & managers
Het blended maken van onderwijs creëert de mogelijkheid om online een deel van de lessen (vaak kennisoverdracht) weg te zetten. Met slim gemaakte kennisclips, korte hoorcolleges, artikelen, quizjes en andere content kunnen studenten in hun eigen tempo en op een locatie van hun keuze de stof leren. Managers vinden dat een goed idee want dat creëert lucht in het rooster en het gebouw, staat goed op het CV van de school en geeft docenten de mogelijkheid om op een andere manier les te geven. Daar staat echter wel tegenover dat het ontwikkelen van goed blended onderwijs vraagt om bijscholing van de docenten, investering in de ICT infrastructuur van de school en een breed draagvlak voor blended learning.
Doelgroep docenten & onderwijsassistenten
Docenten die blended lesgeven hebben hiervoor vaak zelf het wiel uitgevonden. Eén van mijn cursisten die al een aantal vakken blended had gemaakt noemde dit ‘blinded learning’. Hiermee aangevend dat het vaak zoeken is naar de ‘juiste blend’ en bijpassende ICT middelen en dat er veel moet worden geëxperimenteerd. Als de juiste blend dat uiteindelijk gevonden is en de lessen beginnen te lopen ontstaat er een cultuurverandering. Er is in de les echt tijd om te verdiepen op de stof en individueel met studenten te werken. Niveauverschillen tussen studenten zijn makkelijker aan te pakken omdat sneller duidelijk is wat die verschillen zijn. Het vinden van die juiste blend en studenten hierin meenemen vraagt een docent die gelooft in de kracht van blended learning en is getraind in het gebruik ervan. Als zij vervolgens hun best pactice met collega’s gaan delen is er grote kans dat het blended leren zich als een olievlek langzaam door de organisatie verspreid.
Doelgroep studenten & hun achterban
Voor studenten is blended learning vaak een verademing, al moeten ze er natuurlijk wel even aan wennen. Doordat een deel van de lesstof, huiswerk en oefeningen online plaatsvinden zijn ook de studenten minder afhankelijk van het klaslokaal en het rooster. De grootste kans ligt echter bij hun motivatie. Doordat blended leren een beroep doet op de zelforganisatie en autonomie van de student ontstaat er een verandering in hoe zij gemotiveerd zijn. Deci & Ryan (2000) maken een onderscheid tussen gecontroleerde motivatie en autonome motivatie. Hoe autonomer de motivatie is, hoe meer deze intrinsiek gereguleerd is. Studenten die zelf kunnen bepalen hoe ze hun studie inrichten, hierbij duidelijke instructie en eerlijke feedback krijgen, zijn succesvoller.
Door blended learning te ontwikkelen vanuit de behoefte van de studenten, kennis en kunde van de docenten en de mogelijkheden van het management, ontstaat een win-win-win situatie. Uiteraard is de afstemming tussen de doelgroepen van groot belang en niet altijd makkelijk. De grootste valkuil is echter om blended learning in te zetten als efficiëntieslag binnen de organisatie. Blended learning is niet bedoeld om ‘lean’ of ‘just in time’ onderwijs te creëren. Het is bedoeld om het onderwijs te verrijken en docenten in hun kracht te zetten!